Apeldoorn scoort op de ranglijst van stedelijke steden niet hoog. Maar misschien wil Apeldoorn dat ook helemaal niet. En doet die stedelijkheid er helemaal niet zo toe. Nu wil het toeval dat ik enkele maanden interim en onderzoekend in Apeldoorn verblijf. Eerlijk? Apeldoorn is voor mij van voorbijgaande aard. Ik zou niet licht besluiten mij definitief in deze plaats te vestigen. Ondanks dat Apeldoorn ontegenzeggelijk over kwaliteiten beschikt. Dat heeft vooral te maken met het, laat ik zeggen, residentiele karakter van Apeldoorn. De plaats waaiert via chique lanen elegant uit naar de omliggende fraaie natuur. En aan die chique lanen staan chique woningen en in die woningen wonen waarschijnlijk chique lui. Mooie lanen zoals de Paslaan en de Loolaan. Functioneel vooral in gebruik genomen door kantoren en oudere, denkelijk vermogende, mensen.

De overgang van het station naar het centrum start weinig veelbelovend, maar geleidelijk wordt de bebouwing dichter en hoger en voelt Apeldoorn als een plaats met een centrum. Een stadshart met een aangename overzichtelijkheid. Maar de hoogtepunten zijn schaars en bedreigen elkaar niet. Het culturele cluster is dichtbij mijn tijdelijke verblijfplek gesitueerd. Bibliotheek, het CODA museum, het filmtheater, de grote mensen bioscoop. Dat is prettig en voelt wel enigszins als kloppend hart in Apeldoorn. Mooi is de strakke geometrie richting Paleis het Loo. Je kunt er via meerdere routes arriveren maar dat heeft nu geen zin omdat het paleis is gesloten.

Maar goed, nu dan enige planologische discipline. Mij schiet Kevin Lynch te binnen. ‘The image of the city’. Lynch reikt een prisma aan waardoor je naar de stad kunt kijken. Naar zijn mening gaat het om overgangen, verbindingen, gebieden, knooppunten en landmarks in een stad. Een hele mooie handreiking van Kevin. Tijdens colleges planologie vroeg ik wel aan studenten hun geboorteplaats te typeren aan de hand van een landmark. Wanneer mij nu die vraag zou worden gesteld, zou ik niet zo gauw een Apeldoorns landmark kunnen opnoemen. Nou ja, de enige landmark die mij zo te binnen schiet is Paleis Het Loo. Eerlijk gezegd, ligt deze landmark buiten de stad.

Het centrum van Apeldoorn drukt nauwelijks een stempel op de plaats. Je zou gechargeerd kunnen zeggen dat Apeldoorn vooral betekenis ontleent aan de omgeving. De Veluwe, het groen, het paleis, misschien het mooie AGOVV stadion ten westen van het centrum. Tip, ga daar kijken!

Het centrum zelf wordt ongunstig gedomineerd door het ongehoord grote marktplein. Dit plein heeft afmetingen die de verbeelding te boven gaan. Ik schat ruwweg wel zo’n honderddertig bij negentig meter, inclusief het daaraan gelegen stadhuis. Op mistige dagen kun je de overzijde van het plein niet zien. Bijna zou er een Boeing 747 kunnen landen, maar dat is hier op de Veluwe een gevoelig onderwerp. Eén wand van het plein wordt geheel ingenomen door het stadhuis. Het is niet te bevatten. Wie heeft dit bedacht? Een nietszeggende wand bovendien die totaal geen hiërarchie laat zien en op buitengewoon bekwame wijze de hoofdingang verborgen houdt. Nou, ik zou zeggen, gemeentebesturen, hoed u voor dergelijke verzinsels en malligheden. Ik denk dat zo’n kwart van het eigenlijke centrum van Apeldoorn wordt ingenomen door dit vreemde monster. Nietszeggendheid bijna tot vreemde schoonheid verheven. . Brrrr!

 

Ook vreemd is het theater Orpheus. Geen kwaad woord over de programmering of het interieur of de vriendelijke medewerkers. Nee, maar vanaf het centrum is de ingang niet te vinden. Het voelt alsof je in een escape room naar de uitgang, hier ingang, zoekt. En zo ontbreekt elk contact tussen stad en theater. Terwijl innige samenhang zo belangrijk is.

Maar goed, niet getreurd. Er is altijd nog de Asselsestraat. Daar ploeter ik dagelijks langs, klimmend naar Hoog Soeren. Wat een weg! Complimenten. Precies zoals een weg hoort te zijn. De begeleidende bebouwing verraadt waar je je bevindt op weg naar Assel. Aanvankelijk de redelijk renderende functies nabij het centrum. Natuurlijk vooral de horeca, verderop bakkers, kleine meubelzaakjes. En langzaam aan wegfietsend richting Assel, zo’n slordige 6 kilometer verder op, verandert de bebouwing. Er vallen gaten in de bebouwing, er komen PC winkeltjes, kleine niet altijd geopende fietshandelaars, garages, semi gesubsidieerde functies (jeugd en gezin) en heel langzaam, na zo’n 2 kilometer komen de villa’s tot je op enig moment het bos inrijdt. Her en der verspreide villa’s met grote lappen grond. En rechts het sportpark Berg en Bos uit 1925, de thuisbasis van AGOVV. En later op de dag, licht afdalend retour naar Apeldoorn. Ach, dan verzoen ik me weer even met deze plaats, een groot Veluws dorp.

Quizvraag; in welke NL stad treffen we eenzelfde nietszeggende wand met raadhuis van dezelfde architect aan?