Op deze plek heb ik een aantal stukjes geschreven over Dieren, het dorp waar ik woon. Die gingen vooral over bepaalde plekken in het dorp die me opvallen, of over de ontwikkelingen die het dorp doormaakt. In de zoektocht naar het 'Dierens DNA' kan ik natuurlijk niet voorbij gaan aan de inwoners van Dieren. De pakweg 18.500 mensen die Dieren maken tot het dorp dat het is. Mét elkaar, maar regelmatig ook naast elkaar.

Als je in Dieren wil voetballen en je bent erfelijk noch historisch belast, heb je een belangrijke keuze te maken. Je wordt lid van Dierensche Boys (de rooien) of van VV Dieren (de blauwen). Ik zal er maar meteen voor uitkomen: mijn zoon speelt bij Dierensche Boys, waarmee ik onvermijdelijk in het kamp van de rooien zit. Verwacht dus geen neutrale blik van mijn kant. Ik ken de rooien tamelijk goed, de blauwen nauwelijks. Ik ken wel enkele mensen die bij de blauwen spelen. Toch vind ik dat in het in het normale leven heel aardige dorpsgenoten. "Ach, ze weten niet beter", is dan mijn ruimdenkende conclusie.

De rooien bestaan al lang, de club stamt uit 1920. De blauwe verf van de blauwen is nog maar net droog; VV Dieren is in 2012 ontstaan uit een fusie tussen VV Erica '76 en VV Gazelle Nieuwland. Eigenlijk had de gemeente Rheden het liefste gezien dat ook Dierensche Boys mee was gefuseerd, zodat er één grote vereniging was ontstaan. Begrijpelijk, want heel efficiënt natuurlijk. Maar de rooien wilden van een fusie niks weten. Te zelfbewust, te trots. En, niet onbelangrijk: te zelfstandig. Nu hebben we dus twee clubs: een grote en een kleine. De rooien koesteren hun clubidentiteit, de blauwen zijn deze nog aan het smeden. Zoiets kost tijd.

En net zoals het is met N.E.C. en Vitesse, is het ook met de rooien en de blauwen. Ze kunnen niet mét elkaar, maar ook niet helemaal zonder elkaar. De identiteit van de club wordt onvermijdelijk voor een stukje bepaald door die ándere club. Die club waar iedereen zich lekker tegen kan afzetten. En dat gebeurt hartstochtelijk. Tegelijk zitten de rooien en de blauwen ook in een verstandshuwelijk met gemeenschappelijke boedel. Zo delen ze onder meer het hoofdveld met tribune, waar de eerste elftallen hun wedstrijden afwerken. Twee verenigingen. Met elkaar, naast elkaar en -tijdens de diverse derby's- ook tegen elkaar.

Een ondernemer in Dieren, die zelf niet in het dorp woont, vertelde me ooit dat hij dat verenigingsleven wel typisch vond aan Dieren. Een betrekkelijk kleine gemeenschap, waarin toch opvallend veel clubs en clubjes aanwezig zijn, die elkaar soms ook beconcurreren. Een duidelijk 'zij-gevoel', dat naast het 'wij-gevoel' bestaat. Zo heeft Dieren, hoewel slechts een beperkt deel van de inwoners carnaval viert, toch ook twee carnavalsverenigingen: de Deurdauwers en de Nölers. 'Hoe meer zielen, hoe meer vreugd' gaat blijkbaar niet altijd op.

Ik denk dat het te maken heeft met de schaal van Dieren. Het is het verhaal van het laken en servet. Dieren is een dorp met een typische dorpse gemeenschapszin. Maar wel een uit de kluiten gewassen dorp, waardoor er ruimte is voor meerdere verenigingen, soms concurrerend. Die ruimte is echter weer niet onbegrensd, waardoor er ook een concurrentie effect optreedt. Was Dieren kleiner of juist groter geweest, had een ander patroon kunnen ontstaan verwacht ik.

Hoe het ook zij: met al die clubs en clubjes is in Dieren voor elk wat wils te vinden. Je kunt in verenigingsverband honkballen, softballen, scuba duiken, bridgen, honden trainen, hockeyen, tennissen, volleyballen, wielrennen, handballen, korfballen, wandelen, darten, schaken, motorrijden, badmintonnen, aan atletiek doen, kegelen, koersballen, triathlonnen, turnen, muziek maken, jeu-de-boulen, pingpongen, vissen en toneelspelen. En, ik zei het al: voetballen en carnaval vieren. Dat boksen die pakweg 18.500 Dierenaren toch maar mooi voor elkaar. Met elkaar, naast elkaar. En soms ook tegen elkaar.