Die zomerweken. Dit jaar vooral verhuizen, maar zoals altijd ook lezen en luieren. Maar oh dat lezen! Van al die duizenden zinnen die ik de afgelopen maand las, blijft er één robuust hangen in het volle hoofd. ‘Die Liebe krepiert an der Geographie‘. Machtig mooi. Deze zin trof ik aan in ‘Der Gang vor die Hunde’ van Erich Kästner. Misschien is het boek bij u beter bekend als ‘Fabian’. Naar de hoofdpersoon Jakob Fabian in dit merkwaardig mooie boek.

En ja, die zin betrof de gebleken onmogelijkheid een liefde op afstand, geliefden in Berlijn en Hamburg, te onderhouden. Dat tragische lot was Stephan Labude, studievriend van Fabian, beschoren. Labude leed aan hoge verwachtingen en valse romantiek, zou je kunnen zeggen. Mede daardoor kon zijn geliefde in Hamburg hem behoorlijk bedriegen. Jakob Fabian is uit ander hout gesneden. Onverschillig, maakt zich weinig illusies. Beschouwt het leven eerder als een vervelend complot. En heeft weinig hoop op een glorieuze loop van de wereldgeschiedenis. Hij laat het leven grotendeels ongemoeid, maar als hij iets doet, dan is dat ook wel van een bijzonder kaliber. Al met al. Zo’n boek wat zich vastzet in je hoofd, en zeker in mijn volle hoofd. Want mijn hoofd liep om, de afgelopen maanden.

Na twintig jaar verliet ik namelijk Oost Nederland. Vreemde gewaarwording. Ik neem sinds de langste dag een positie centraal in NL in. En dat voor iemand die altijd stelde dat je vanaf de rand, de periferie, het scherpst kunt waarnemen. Anders dan vanuit het centrum zie je vanaf de rand de overgangen scherper. Daarom voelde ik me best thuis in Oost NL. Dat had niets te maken met volksaard, landschap, rust ofzo.

Want, eerlijk gezegd, ben ik juist een groot liefhebber van drukte en vol gezet landschap. De rangschikking van vele ‘dingen’ in een beperkte ruimte. Dat vind ik een spannende aangelegenheid. Spannender dan behoud respectievelijk conservatie van stilte, ruimte, natuur en ga zo maar door. Nee, al die voortreffelijke kenmerken, of de overzichtelijke dorpse samenleving met veel onderlinge solidariteit (‘Gemeinschaft’) konden mij nooit  bekoren. Die kenmerken verbond ik trouwens ook nooit exclusief aan Oost NL. Was nooit zo onder de indruk van vermeende verschillen tussen landsdelen. Dat is volgens mij opgeklopte onzin.

Maar we moeten het wel even hebben over die geografische afstand. Nou, ik twijfel. Vertroebelt geografische afstand je zicht op de ware kwaliteiten van een verder weggelegen plek, plaats of gebied? Doet afstand de liefde verstommen? Was zeer getroffen door een ander boek (jazeker, nog éen) dat ik deze zomer las. Van Richard Sennett: ‘Building and Dwelling; Ethics for te City’. Een boek dat zich in alle opzichten kwalificeert als een handboek voor de praktiserende, maar vooral ook piekerende planoloog. Dat piekeren overigens valt wel mee. Het grappige is dat Sennett Jane Jacobs nog persoonlijk heeft gekend. Jane Jacobs, toch één van mijn idolen. Haar pleidooi voor kleinschaligheid, ‘ogen op straat’, menging van functies, sprak mij zeer aan.

Maar Richard plaatst rake kanttekeningen bij het denken van Jacobs. Jane kan toch niet goed uitleggen hoe ze de door haar zo geliefde kleinschalige buurten samen kan smeden tot een samenhangende stad. Kun je een stad stap voor stap opbouwen, of moet je toch op zijn minst een idee hebben over hoe het geheel er uit moet zien? Nou, ik vermoed dat je wel zou moeten weten wat er voor de stad als geheel er echt toe doet. En dat je dat niet kunt verkleinen door alleen maar uit te gaan van wat mensen in afzonderlijke buurten van belang vinden. Grote ecologische en technologische uitdagingen, aldus Sennett, in navolging van Lewis Mumford, ontstijgen het niveau van de kleine lokale gemeenschap of buurt. Mee eens!

En eigenlijk trek ik een parallel tussen land en regio’s. Die regio’s zijn aardig, maar wanneer je ze teveel eigen identiteit toedicht, ontstaat er wellicht ook een zeker conservatisme. En met een beroep op die eigen identiteit worden voor het land als geheel relevante issues ontweken en verschanst een regio zich behaaglijk in de voortreffelijke eigen identiteit. Heb ik weinig mee.

Dus voor mij niet teveel regio en identiteit. De geografie zou er verstandig aan doen zich vooral te richten op, in termen van Sennett, ‘space’. De ruimte en de wijze waarop wij ons daarin vestigen en verplaatsen. En ze zou moeten vermijden langdradig stil te staan bij identiteit of romantische gevoelens te koesteren bij een vermeende regionale eigenheid. Die romantiek kan me gestolen worden. De geografie eerlijk gezegd niet, maar dan behoort ze onverschillig en op afstand te zijn. Dus de liefde lijdt in het geheel niet onder de geografie. De geografie gaat eerder ten onder aan een teveel aan liefde dan aan een tekort.