Afgelopen zondagmiddag duurde het even voordat de omroeper bij de FC Groningen het olijke ‘doelpunt deuntje’ door het stadion liet schallen. Het was ook een bizar doelpunt van de FC Groningen tegen Ajax. Keeper vergaloppeert zich met de bal aan de voet. De langdurige stilte doet vermoeden dat de omroeper niet kon geloven dat deze goal zou worden goedgekeurd. Dat gevoel van aarzeling, twijfel, ongeloof bekroop mij toen ik zeer onlangs een brochure van het College Rijksadviseurs over de ontwerpen van de voormalige Dienst Landelijk Gebied onder ogen kreeg.

Eerlijk, over ontwerp weet ik helemaal niets. Over het landelijk gebied nog minder. Maar, ik heb wel een aantal jaren bij die dienst gewerkt. Het was een dienst die aanvankelijk in opdracht van het rijk werkte aan de herinrichting van het landelijk gebied. Belangrijke aanleiding tot herinrichting vormde uiteraard in het begin de ruilverkaveling. Het rationaliseren van het landschap voor de landbouw. Later verschoof de doelstelling. En kwam veeleer de omvorming van landbouwgebieden tot Ecologische Hoofd Structuur in het brandpunt van de belangstelling te staan. In zo’n vreemde ‘twist’ van de geschiedenis namen geleidelijk aan ecologen, procesmanagers, landschapsontwerpers bij DLG het heft in handen. En in de aloude strijd landbouw versus natuur kreeg de laatste de overhand.



Landschap niet voor productie, nee, landschap voor consumptie voor de naar beleving en recreatie snakkende stedeling. Landschap als verlokkend en betoverend decor. En uiteraard, landschap voor de natuur, de ecologie. Gebiedsontwikkeling werd ingewikkeld en een integrale opgave met heel veel goede bedoelingen. Nu ben ik een zeer wantrouwend persoon. Ik heb een hartgrondige hekel aan goede bedoelingen. Vaak komen ze niet uit of ze keren zich tegen je. En goede bedoelingen of idealen of visies komen niet vanzelf uit.

Want, wat zou het mooi zijn! Een goedgeefse instantie die iedereen schenkt wat hem/haar toekomt, een instantie die vrolijk en oprecht is, van dieren houdt, plantjes goed verzorgt, niet intimiderend is. Kortom, de ideale schoonzoon of schoondochter; het punt is, die bestaat niet. Dus wordt het schipperen. En zeker voor DLG. Niet voor niets is deze uitvoerende dienst in 2015 opgeheven en zijn werk en (deels) de manschappen bij de provincies ondergebracht. En, dat had zeer veel te maken met de buitengewoon lastige positie van deze dienst tussen rijk en provincies in. In die zin, is het slim en draagt het ontegenzeggelijk bij aan de overzichtelijkheid, om de provincies dit werk aan het landschap toe te vertrouwen.



En dan resteert toch de kwestie, wat droeg DLG de afgelopen decennia bij aan het landschap in NL? En daar ontspruit mijn twijfel, aarzeling en ongeloof. Maar toch ook verstilde waardering, milde terugblik en een zekere melancholie. Want, die loeigrote dienst, er werkten ongeveer 1400 mensen, oefende discreet invloed uit op het landschap. Niet het grote gebaar, de scheppende hand van de ontwerper of de identiteitsrijke ingreep. Nee, DLG schikte het landschap. Vormde, verplaatste, vulde her en der aan. Zachtjes werd de tafel gedekt. Er werden plas-dras landschappen gemaakt, bankjes geplaatst, culturele artefacten toegevoegd, militaire oefenterreinen omgevormd naar natuur. En dat werd niet luid van de daken geschreeuwd.  

Uit het rapport ‘Een greep uit het werk van de ontwerpers van de Dienst Landelijk Gebied (DLG)’ blijkt dat deze dienst zich vanaf 2004 ruim 160 keer in ontwerpende zin met het landschap in ons mooie Oost NL heeft bemoeid. Opvallend is dat de wijze van bemoeienis zo ongehoord alle kanten uit schaatst. Slechts zelden is er sprake van een definitief ontwerp. Vaker is er sprake van ambitiedocument, visie, uitgangspuntennota en ga zo maar door. Wanneer je dan vervolgens vat probeert te krijgen op type ingreep in het landschap stuit je op: waterberging, erf, loopje, wandelpaden, ruiterpaden, oevers, verkeersdrempels, bankjes, preekstoelen, struweel, waterspeelplaats…………..



Ik word altijd wel blij van dergelijke opsommingen. Ik moet dan altijd aan Jane Jacobs denken. De onorthodoxe beschouwster van steden, straten en wijken.  Zij zocht niet zozeer naar algemene waarheden over steden. Meer was zij op zoek naar specifieke waarheden voor specifieke groepen gebruikers van de stad. En daar doet mij het werk van DLG ook zo aan denken. Een bankje zet je niet neer voor het welbevinden van de gehele mensheid. Maar wellicht wel voor de bewoner van Almen die een ommetje maakt en bij de Berkel even wil pauzeren.

Vandaar toch mijn ongeloof, verbazing, twijfel. Die DLG heeft op zachtzinnige wijze, kleinschalig, discreet zo her en der het NL landschap, ook hier in Oost, geplooid naar de dagelijkse gebruiker. Dat is mooi. En daarom hoop ik dat provincies hun inspanningen voor die dagelijkse gemiddelde gebruiker gaan verdubbelen. Dat bevrijdt. De gemiddelde maat, de juiste proportie. Het is zo belangrijk. Geen spannende, confronterende ontwerpen. De routine, de middelmaat, het gewone staan voorop. Het effect is zo groot. Laat die grote goede bedoelingen maar achterwege. Zet zo her en der iets neer. 

https://www.collegevanrijksadviseurs.nl/actueel/nieuws/2017/02/16/een-greep-uit-het-werk-van-de-ontwerpers-van-de-voormalige-dienst-landelijk-gebied