Pardoes woonde ik in de gelukkigste gemeente van Nederland. Om misverstanden te voorkomen, niet dat ik daar spoorslags naar toe verhuisde toen deze ranglijst naar geluk in de Atlas voor  gemeenten werd gepubliceerd. Nee, ik woonde daar al een tijdje, maar ik wist ‘het’ niet. Ik ben er wel blij mee. Het zet het leven toch in een nieuwe glans. Ik leef nu bewuster. U wil een voorbeeld?

Het is al jarenlang mijn gewoonte met goed weer hetzelfde rondje in Ede te fietsen. Ik hou van herhaling, routine en vermijd in principe gekkigheden. Dat rondje is 15 kilometer en leidt mij via de Doesburger Molen naar de zuidkant van Lunteren en na een niet zo grote boog via het landgoed Kernhem weer terug. Nu ik weet dat ik in de gelukkigste gemeente van NL woon, heb ik het rondje aangepast. En dat wil wat zeggen. Ik buig nu, terugkomend van de molen naar links en ga niet langer schuin rechtdoor de Kernhemseweg over. Op de nieuwe wijze passeer ik namelijk het plaatsnaambordje met Ede erop. Voegt een geluksmomentje toe.

Ik moet ook zeggen dat een zeker triomfalisme zich van mij meester maakte. Want eigenlijk werd uit de ranglijst in de Atlas voor gemeenten pijnlijk duidelijk waar zich het geluk in NL bevindt. Niet in de grote stad. Sterker nog, er lijkt een overdosis ongeluk in de grote stad te zijn geconcentreerd. Ik moest natuurlijk denken aan die clown van een Zef Hemel, de grote denker, die NL een metropool toewenst van wel 2 miljoen inwoners. Nou, klapwiek, klapwiek, dat voegt niet zoveel toe aan het geluk in NL. Zoveel is wel duidelijk.


Maar nu, even tussen ons. Ede. Ede, wat is dat nu eigenlijk? Drie letters, waarvan twee dezelfde. Ik lees met belangstelling de blogs van Herman Dekkers op deze GSRO pagina’s. Ik denk dat hij geen spaan heel laat van Ede. Het zit vast niet goed hier. In stedenbouwkundig en architectonisch opzicht. Het is hier een samengeraapt zootje. Dit Veluws dorp is uit de kluiten gegroeid en stulpte zich ongecontroleerd over het aanliggende agrarische landschap uit. Grote vierbaans wegen leiden naar het centrum en voeren eigenlijk niets aan of af. In het centrum dien je je voorzichtig te bewegen. Voordat je het bemerkt,  ben je het dorpshart alweer kwijt.

Kijk, en daar wil ik het wel eens over hebben. De ranglijst naar geluk verdraagt zich maar heel moeizaam met de onder deskundigen gebruikelijke percepties van de ideale steden in ons kikkerlandje. Met Ede, de gelukkigste gemeente van NL,  scoor je niet in vakkringen. Op de LO test voor geografische plaatsnamen wordt Ede op de blinde kaart van NL onveranderlijk teveel oostelijk geplaatst. Op de LO test voor imago’s doet Ede het bijzonder slecht. Ede is suf, Veluws, dorps, dicht op zondag, zwaar op de hand en ga zo maar door. Geen plaats kortom, waar de hippe jongeling met intellectuelen heen gaat om op het bedrijvige marktplein te midden van historische geveltjes een fles prosecco open te trekken en het glas te heffen op, ja, bijvoorbeeld het geluk.


Deze zo rijkelijk  met geluk bedeelde gemeente blinkt uit door onopvallendheid, saaiheid en je wil er eigenlijk niet mee geassocieerd worden. Het is geen hip ontmoetingsplatform voor de jonge professional. Tenminste, ik zie ze niet. Ede heeft ook geen hoge dunk van zichzelf. Misschien zou je kunnen zeggen dat Ede model staat voor de middelmaat. Beschikt over een gunstig mengsel  van alles en nog wat. ‘Een zekere middelmatigheid die zich niet verheft tot genieën en scheppende geesten”.  ‘Die juist het punt van bruikbaarheid treft”  (Johann Gottfried von Herder 1767, in Enzensberger 1990).Mooi geformuleerd. Die middelmatigheid, dat is wel een punt.

Het welzijn van Ede rust niet zozeer op principes van (groot)stedelijkheid. Nee, Ede richt zich op de gemiddelde maat, de bruikbaarheid., de begrotingsdiscipline. Matigheid is in deze christelijk gekleurde gemeente een deugd. Ede onderscheidt zich door weinig anders dan door die normaliteit. Hier wordt niet toegegeven aan grensverleggende stedenbouwkundige impulsen of baanbrekende architectonische initiatieven. Nee, dat wordt als waan van de dag beschouwd. Alles vindt kalm zijn plek en positie in de rustige routine die Ede is. Vele vakbroeders zouden hier gillend weghollen. Malligheid wordt  bureaucratisch onschadelijk gemaakt en vindt hooguit een plek in diepe bureaulades. Mooi eigenlijk.


Als professional verveelde ik mij hier dood. Als bewoner was ik relatief tevreden met de lage lasten, de goede organisatie van de gemeente en het kalme politieke klimaat. Verwacht ik hier te blijven? Nee, maar ik snap wel de aantrekkingskracht die voor de gemiddelde burger uitgaat van een op consensus gericht gemeentebestuur, een handige ligging, werkgelegenheid en een bruikbaar net aan voorzieningen.

En, ja, dat zijn  voor die doorsnee burger wezenlijke maatstaven voor geluk. Er gaapt, zo stel ik vast,  een gigantische kloof tussen deskundigen en het publiek. De deskundige streeft naar het bijzondere, het afwijkende. Misschien wel de ‘waan’. Denk aan Hemel met zijn luchtkasteel van een metropool in de driehoek Amsterdam, Leiden en Utrecht. De bewoner daarentegen wil dat het goed functioneert, betaalbaar en bruikbaar is. Tussen waan en middelmaat, dat lijkt me een kernstuk van ons vak in de ruimtelijke ordening. Ik wens u mooie en gelukkige zomermaanden. Tot later.