Een sfeerimpressie van Putten kan over de fraaie stationsomgeving gaan, of over het kleinschalige platteland. Het kan de gemanicuurde voortuinen benoemen, de gerokte dames, of het grote aantal paarden. Liever vertel ik een ander verhaal; over de dood in het publieke domein.

Na afloop van mijn wandeling door Putten eet ik een patatje op het terras van Cafetaria het Eethuis achter de Oude Kerk. Ik bekijk de voorbijgangers en schrijf wat dingen in mijn notitieboekje. De patat is goed doorbakken.

Op het moment dat ik weer eens opstap, beginnen de klokken van de Oude Kerk te beieren. Er staat een erehaag bij de kerkdeuren die doorloopt over het hele plein. De mensen zijn terneergeslagen. Het duurt een tijdje voordat vier jonge mannen de kerk uitlopen met een witte kist tussen hen in. De kist is beschilderd met kleurige handafdrukken. De bedroefde familie volgt en de erehaag sluit zich aan bij de stoet. Ik volg op gepaste afstand en zie hoe de stoet richting begraafplaats gaat. Bij een fietsenmaker staat een groepje mensen te kijken. “Is er een kind dood?” vraagt een jongen zachtjes. “Ja, dat heb ik gelezen,” antwoordt een man.

De route van het Kerkplein naar de Algemene Begraafplaats Schootmanshof is ongeveer een kilometer lang en loopt dwars door het dorp. Het grijpt me aan hoe open en kwetsbaar de rouwstoet zich door de gemeenschap beweegt. Toevallige omstanders worden bij de uitvaart betrokken, of ze willen of niet. In de meeste plaatsen zijn de uitvaartcentra en begraafplaatsen naar de randen verbannen. Kist en nabestaanden worden per auto getransporteerd. De rest van de wereld kan de dood zo gemakkelijk negeren.

Een uurtje later besluit ik de begraafplaats te bekijken. Er staan nog steeds een heleboel mensen om het graf. Aan de andere kant van de begraafplaats staat een kleine vrouw toe te kijken. Ze wil haar man bezoeken, die ligt naast het open graf, maar ze wacht nu maar even. Ook zij heeft iets vernomen van een jongen die is overleden. “Het was een mongooltje, maar hij had ook kanker. Hoe heette hij toch ook al weer…”

Ik vraag haar of het hier gebruikelijk is dat de kist te voet van de kerk naar de begraafplaats wordt gedragen. “Nee, ze gaan hier nooit met de auto,” antwoordt ze. “Vroeger werd de kist op de schouder gedragen, maar nu staat hij meestal op een kar. Met van die zwenkwieltjes.”
Ik vind het wel mooi, zo’n openbare memento mori. Misschien kunnen de uitvaartcentra in de stad hier wat van leren.

De GSRO heeft mij uitgedaagd om plekken in Oost Nederland te beschrijven die normaal gesproken onderbelicht blijven. Ik ben er namelijk van overtuigd dat elke plek een bijzonder verhaal te vertellen heeft. Suggesties voor de volgende bestemming zijn welkom.