In de huidige ruimtelijke ordeningspraktijk komt het maar al te vaak voor dat een bestemmingsplan dat in procedure is gebracht leidt tot veel bezwaren en zelfs beroepszaken bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op zich lijkt het een goede zaak dat assertieve burgers actief hun recht proberen te halen en kun je dit zeker ook zien als een belangrijke verworvenheid van een vergevorderde democratische rechtstaat als de onze. Aan de andere kant bekruipt mij wel de vraag: is dit inmiddels niet toch een beetje doorgeschoten?

Zo merkte ik onlangs bij een gemeente in het westen van het land dat er een soort verlammende angst voor de eigen burger lijkt te zijn ontstaan. Zomaar een ruimtelijk plan, welk plan dan ook, in procedure brengen is er niet meer bij, beducht als de gemeenteambtenaren en -bestuurders zijn voor alwéér een probleem-dossier. Ik las ergens over een wethouder die zich erover beklaagde dat hij tegenwoordig voor bijna elk ‘tuinschuurtje’ voor het hekje bij de rechter kwam te staan. Ik vond het bijna schrijnend: hier sprak een bestuurder die gegijzeld lijkt te zijn door zijn eigen burgers: mensen met veel geld, nog meer tijd en nóg betere rechtsbijstandverzekeringen. En vooral burgers die niets in hun omgeving meer over hun kant laten gaan en ook geen enkele consideratie hebben voor de buurman met zijn bouwplannetje.

Het is dan niet verwonderlijk dat gemeenten proberen zich hiertegen te wapenen. En in de huidige ruimtelijke ordeningspraktijk kun je goed zien waar dit toe leidt. Alle plannen moeten van te voren zijn uitgedetailleerd en dichtgetimmerd en er worden intensieve ‘beginspraak’-trajecten vereist. Alles om te voorkomen dat het komt tot slepende procedures! Maar hiermee lijken inmiddels wel alle snelheid, doelgerichtheid en daadkracht te zijn weggelekt uit alle ruimtelijke ontwikkelingen.

Ik vraag me zeer af hoe gewenst deze ‘juridisering’ van de ruimtelijke ordening is. Al die slepende procedures kosten enorm veel tijd en geld en de vraag is wie hier uiteindelijk bij gebaat is. De partij die iets wil ontwikkelen al zeker niet, de nu al overwerkte gemeenteambtenaren ook niet en misschien die mondige burgers uiteindelijk ook wel niet, als de Raad van State de beroepen ten slotte terzijde legt, hetgeen maar al te vaak gebeurt. Uit eigen ervaring weet ik hoe gefrustreerd mensen kunnen raken van al die rechtelijke procedures. En hoe verstoord de relaties tussen buren erdoor kunnen raken als ze in de rechtbank tegenover elkaar staan…

Het kan echter ook anders. Zo heb ik ondervonden dat de mentaliteit in het oosten des lands niet dezelfde is en dat men, al dan niet ingegeven door de grotere sociale controle, meer redeneert vanuit de gedachte dat je de ander wat moet gunnen. Ik heb zien gebeuren dat verschillende partijen in elkaars directe nabijheid elk hun eigen plan hadden en dat ze deze ook allemaal konden realiseren. Je had je kunnen afvragen of hiermee zaken tot stand zijn gekomen die misschien de Raad van State niet hadden overleefd. Maar zover kwam het helemaal niet, want omdat alle partijen geen bezwaar maakten tijdens elkaars ruimtelijke procedures, kregen ze uiteindelijk allemaal precies wat ze wilden. Een mooi staaltje ‘noaberschap’, lijkt me zo.

Net zoals een heel belangrijk ander verschil: namelijk dat buren veel meer met elkaar praten. Zo heb ik meegemaakt dat iemand een verzoek over een mogelijk bouwplan aan de gemeente wilde voorleggen. Ondanks de zeer premature aard hiervan, heeft hij echter toch éérst de buren ingelicht over dat hij dat verzoek zou gaan doen. Hij wilde koste wat kost voorkomen dat de buren op een andere manier te horen zouden krijgen dat hij achter hun rug iets aan het bekokstoven was. Het tekent de aard van het ‘noaberschap’: door vroegtijdige communicatie wordt voorkomen dat mensen zich overvallen voelen als opeens uit de hoge hoed komt dat er een bouwplan ‘in hun achtertuin’ is, en zullen ze veel minder snel meteen in de pen klimmen om bezwaar in te dienen.

Ik denk dat het goed is dan men ook in het westen wat meer zou mee krijgen van het kenmerkende ‘noaberschap’ uit Oost-Nederland. Dus ten eerste aan de voorkant vroeger en opener communiceren met elkaar en ten tweede tijdens de procedure wat meer terughoudendheid betrachten om meteen bezwaar in te dienen. Dat al die rechtsmiddelen voorhanden zijn, betekent immers niet dat je ze ook in alle gevallen zou moeten willen gebruiken. Wat meer ‘nabuurschap’ zou een afweging naar mijn mening toch net wat anders maken. Het zou de wat al te ‘gejuridiseerde’ ruimtelijke ordeningspraktijk kunnen ontlasten en dat lijkt me zeer gewenst.