De rijken wonen gezond hoog op het zand in het bos en de armen laag en ongezond in de uiterwaarden op de klei. Een nogal sterke vereenvoudiging van de werkelijkheid. Ik probeer hiermee studenten van de faculteit Built Environment van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen gevoel bij te brengen voor de samenhang tussen ruimtelijke en sociale ordening. Dat gebeurde in het kader van een college over Presikhaaf, de wijk van Arnhem waar onze Hogeschool staat. Onze studenten zijn er regelmatig aan de slag met b.v. leegstaande kantoren zoals dat van voorheen Rijkswaterstaat.
Natuurlijk is het niet zo zwart-wit. Nadat ik in 2007 in Oosterbeek (op het zand) kwam wonen, bleek ik astma te hebben. Daar had ik in het westen (onder de rook van Rijnmond en in de berm van de A13) weinig van gemerkt, misschien wel dankzij de zoute zeewind. Terwijl ik eerder in Breda (het zand) wel weer last had gehad van hooikoorts.
Een vereenvoudiging van de werkelijkheid, maar wel één met meer dan een kern van waarheid. In Arnhem zijn woonwijken als het Broek (een oud woord voor moeras) en Presikhaaf gerealiseerd in de uiterwaarden, die tot die tijd regelmatig onder water stonden. Chroniqueur Piet Schreuder haalt in “Presikhaaf, het verhaal van een landgoed” herinneringen op aan “de immens grote watervlakte” die ontstond als de sluizen werden opengezet. Behalve (Velper)broek verwijzen diverse toponiemen in Presikhaaf verwijzen daar nog naar, zoals b.v. Over het lange water en de Elsweiden. De aanleiding was de wens om arbeiderswijken te vestigen in de directe nabijheid van de industrie, die weer gesitueerd was aan het water. Overigens raadde de plaatselijke krant in haar commentaar nog af om Presikhaaf op zijn huidige locatie te vestigen: het gebied zou te nat zijn.
Alle reden voor de rijkere bovenlaag om zich “hoog en droog” te vestigen langs de Veluwezoom. De Velperweg is vanouds natuurlijk een mooi maar zwaar aangetast voorbeeld van een wandelpromenade met fraaie buitens. Wat mij persoonlijk zo intrigeert is het contrast tussen beide gebieden en met name de scherpe overgang. Natuurlijk zorgen allerlei beken –zoals de Bronbeek- voor de verbinding, maar verder lijkt er toch veel moeite gedaan te zijn om de twee werelden goed van elkaar te scheiden. Het mooiste voorbeeld daarvan vind ik de overgang van de sjieke Huijgenslaan naar de Wichard van Pontlaan. De naam en de aanduiding “laan” klinken nog wel goed, maar de plek is een mooie illustratie dat je met galerijflats geen straatwanden moet willen maken. De twee zijn niet rechtstreeks verbonden, maar de aandachtige toeschouwer vindt een groen wandelpad tussen de huizen door.
Het heeft mij als relatieve nieuwkomer jaren gekost voordat ik doorhad dat deze twee werelden hier hun scharnierpunt hadden. Zou het ooit wel de bedoeling geweest zijn? Google maps zet in elk geval nog een stippellijn. Of is – de naam doet het vermoeden - de Schaapsdrift de oorspronkelijke verbinding van hoog naar laag? Hoe het ook zij; hier is zonder meer sprake van een mooi stukje stedelijke decorbouwkunst.