Gisteren kopte de Gelderlander op de voorpagina "Klant winkelt liever in de stad'. Volgens Gert-Jan Hospers, hoogleraar Citymarketing Radboud Universiteit Nijmegen kannibaliseren winkelcentra van steden winkelcentra van kleinere kernen op het platteland. Ik heb het artikel wel een beetje met verbazing gelezen. Voorpagina nieuws? Maar dit weten we toch wel, dit is toch een beweging die al een tijdje gaande is.
Kannibaliseren? Dat is boud uitgedrukt, alsof er een plots opkomende guerrilla-oorlog gaande is. Kannibaliseren is wel een heel sterk woord voor een beweging die feitelijk vanaf het moment dat de auto en de supermarkt in de jaren 70 van de vorige eeuw gemeengoed werd, zich heeft voltrokken. In eerste instantie trok de middenstand zich terug uit de kleinere dorpen en gehuchten en nu is deze beweging, mede ook als gevolg van de krimp en de opkomst van internet verkoop, in de grotere kernen orde van de dag.
Dat de Achterhoek - over dat gebied gaat het artikel in de krant met name - onder de leegstand lijdt, dat is een feit. De leegte en de stilte vallen steeds meer op. Het gaat heel hard en het winkelaanbod dat overblijft oogt saai. Medio augustus maakte ik een wandeling door Borculo. Een prachtig stadje, lommerrijk gelegen aan de Berkel. Ik schrok van de troosteloze aanblik die het stadje de afgelopen zomer bood. Waar is het publiek, waar zijn de toeristen? Het is zomer, hoogseizoen, het zou er druk moeten zijn, de straten zouden gevuld moeten zijn met slenterend en winkelend publiek. Dat was de andere jaren dat ik er was zondermeer het geval.
Maar de aanblik van dit jaar werd gedomineerd door een detailhandelsbeeld dat alles behalve aantrekkelijk kon worden genoemd. Een aantal bekende ketens bepaalden het beeld, schreeuwerige reclame op de ruiten, slecht onderhouden panden en weinig unieke winkeltjes om even lekker rond te snuffelen. Dit gaat hard, realiseerde ik me. Gemiddeld genomen rij ik om de paar jaar naar Borculo om even het kristalmuseum te bezoeken, door de winkelstraten te slenteren en om vervolgens lekker te verpozen op een van de terrasjes aan het water. Of ik met die regelmaat blijf gaan, is nog maar de vraag.
Een Lommerrijk stadje maar schreeuwerige en slecht onderhouden winkelpanden, dat bijt. Dat pikt ook een toerist niet en die zal daarom ook steeds vaker wegblijven. Weer een extra strop voor de plaatselijke detailhandel. Wat kan de overheid doen? Niet veel. Wellicht wel iets aan de wijze waarop het winkelaanbod zich etaleert. Graag iets minder schreeuwerig en iets meer ingetogen en passend bij de context. Zonder hier te willen beweren dat elk historisch en of lommerrijk stadje zich als een opgepoetst openluchtmuseum zou moeten gaan manifesteren.
In het artikel in de krant wordt wethouder Kroon van Doetinchem aangehaald. Hij zou hebben gezegd dat zijn stad wellicht baat kan hebben bij de bevolkingskrimp, want als de winkels uit de dorpen verdwijnen moeten de klanten wel naar de stad. Maar is daar niet iets te snel gejuicht? Het gaat immers niet alleen om de macht van het getal. Inwoneraantallen zeggen wel veel, maar ook niet alles want de slag is nog lang niet gestreden: Meer mensen zullen het oosten van het land verlaten (als gevolg van de daling van het voorzieningenniveau en door gebrek aan werkgelegenheid in de regio) en voor hen die blijven of er zich willen vestigen is er keuze te over. De kans is groot dat zij zich zullen laten leiden door de aantrekkelijkheid van bepaalde steden. En in dat kader is juist laatst Doetinchem op het verkeerde lijstje geplaatst:
In opdracht van de provincie Gelderland heeft de Atlas voor Gemeenten een onderzoek gedaan naar de toekomst van de Gelderse stad. In dat onderzoek worden Arnhem, Nijmegen en Tiel maar ook de kleinere steden Zutphen en Harderwijk aangewezen als steden met een toekomst (multifunctioneel en historisch stadshart) en zullen volgens de onderzoekers Ede, Apeldoorn (beiden relatief nieuw en een weinig spannend stadshart) en Doetinchem (te veel last van krimp en wegtrekkende bevolking in de directe omgeving) het heel moeilijk gaan krijgen.
Met andere woorden, we zijn nog maar halverwege het proces. Het eerste deel voltrok zich in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. De tweede slachting beleven we nu en de Achterhoek zal haar borst nog nat moeten gaan maken voor wat nog gaat komen. Doen grote delen van Oost Nederland over pakweg 20/30 jaar uberhaupt nog wel mee? Zal Oost Nederland niet van het economisch bordje van Nederland afvallen. De regio ligt nu al zo op de rand.
Sonja Scholten is sociaal geograaf en werkt als zelfstandige onder de werknaam CityDNA op het gebied van regionaal economische ontwikkeling en arbeidsmarkteconomie.